8 Onmisbare tips over panoramafotografie

Gebruik een statief

Door een statief te gebruiken zullen de foto’s beter op elkaar aansluiten. De horizontale lijn is altijd even hoog en wijkt nauwelijks van de vorige foto af. Belangrijk bij het neer zetten van de statief is dat je goed op de compositie let. Plaats je camera op de statief en beweeg deze heen en weer. Kijk hoe de compositie van de panoramafoto wordt. Wellicht moet je iets aanpassen en dus je statief verzetten. Denk dus goed na over de plek waar je jouw statief neerzet! Verder moet je statief waterpas staan. Hiermee voorkom je een golvende horizon wat veel tijd kost om in Photoshop recht te zetten. Ook hier is het handig om met je camera te controleren of de statief waterpas staat.

Maak verticale foto’s

Bij een horizontale panoramafoto kun je het beste verticale foto’s maken. Beter gezegd; fotografeer in de portretstand. Hierdoor heb je een groter bereik. Door steeds op te schuiven, heb je ook bereik op de horizontale lijn. Bij een verticale panorama maak je de foto’s liggend.  Dit kan erg mooi zijn bij een hoog gebouw of een landschap met stralende zon erboven. Daarnaast worden de meeste panoramafoto’s liggend gemaakt. Wil je een onderscheidende foto is een verticale panorama een optie.

Overal even scherp

Bij panoramafotografie is het belangrijk om de scherpte zelf te bepalen. Als je automatisch scherpstel kun je verschillende scherpstelpunten zijn. Bij onscherpe foto’s is de gehele panoramafoto onbruikbaar. Het scherpstellen komt dus nauw. Scherpstellen kun je op twee manieren doen: handmatig en eenmalig met de autofocus. Zet nadat je scherp hebt gesteld de autofocus direct uit. Zorg dat je niet aan de lensring zit, zodat het scherptepunt alsnog veranderd.

Overal dezelfde belichting

Ook de belichting dien je zelf aan te passen. Eenmaal de goede belichting gekozen, gebruik je deze belichting voor alle foto’s. Heb je diverse belichtingen, dan is de panoramafoto onbruikbaar. Werk daarom in Manual (M-stand). Het kan handig zijn om eerst testfoto’s te maken waarop je de juiste belichting, diafragma, witbalans en iso-waarde kunt testen. De instellingen van de beste testfoto neem je over in de M-stand.

Begin de eerste foto met een hand

Ongetwijfeld zal je, als je eenmaal aan het fotograferen bent, diverse foto’s voor verschillende panoramafoto’s maken. Eenmaal thuisgekomen is het een heel werk om goed te kunnen onderscheiden welke foto’s bij welke panoramafoto horen. Door eerst een foto te maken van je hand heb je een ijkpunt. Nadat je de foto’s gemaakt hebt, sluit je weer af met een foto van je hand. De foto’s tussen de ‘handen’ is één panoramafoto. Hierdoor is het thuis overzichtelijker en gemakkelijker om een panoramafoto samen te stellen.

Zorg voor overlapping

Zorg dat je foto’s overlap hebben. De software heeft namelijk herkenningspunten nodig die dan automatisch aan elkaar verbonden worden. Bij te weinig overlapping is er geen herkenning mogelijk en kan de panoramafoto niet gemaakt worden. Belangrijk is om tussen de 30 à 50% overlap te hebben. Liever 50% dan 30%. Natuurlijk moet je dan meer foto’s maken. Maar beter teveel foto’s en een mooie panorama, dan te weinig herkenningspunten en geen panorama.

Snijresten

Hou in het veld al rekening met snijresten. Eenmaal aan elkaar verbonden ziet de panorama er golvend uit. De foto moet dus uitgesneden worden. Hou daarom bij het bepalen van de compositie rekening dat je moet bijsnijden. Wil je een object aan de zijkant van de panoramafoto hebben? Begin dan ruim ervoor, zodat je ook hier snijruimte hebt.

Zonsopkomst/-ondergang

Wil je een panoramafoto maken tijdens de zonsopkomst of –ondergang, dan is het belangrijk om je panoramafoto te beginnen waar de zon opkomt of ondergaat. Hier veranderd het licht namelijk het snelst. Heb je eenmaal je belichting gekozen en begin je aan de andere kant dan kan het zijn dat je belichting aan de kant van de zonsopkomst/-ondergang niet meer klopt. Begin daarom je panoramafoto altijd daar waar je belichting het snelst veranderd.